“Het kletshokkie van Noord-Slien”

Tussen Ferdinand Berends en Piet Reinders stond “Het kletshokkie van Noord-Slien”.
Het was de voormalige fietsenmakerij van Andries Meyer, die Mien Ziengs huurde voor haar lessen in naaien en knippen en ook voor het naaien voor anderen.
Het was begonnen in een kamer in haar ouderlijk huis bij de molen in Noord-Sleen. Ook heel gezellig, alhoewel vader Jan Ziengs wel eens “gek werd van al dat lawaai van die vrouwluu”. Maar moeder Ziengs vond het heerlijk, klepte af en toe graag mee en de oudste zus Hillechien begeleidde de dames zelfs wel eens door achter het orgel te gaan zitten.
Maar toen de fietsenmakerij vrij kwam togen de “naaidames” naar hun nieuwe “atelier” en klepten er met nieuw elan weer vrolijk op los, zodat het atelier al gauw de naam kreeg “Het kletshokkie van Noord-Slien”.
Oh, oh, grinnikte een van de oud leerlingen: “As die stroat kun proat’n”.
Mien was streng, maar had ook veel humor: “We hadd’n veul schik en leerden veul, soms muzz’n wi’j in de pauze nog ee’m noar  “Linties Meyer”of noar Fidder. Mien verkocht ok stof en as’t op was fietst’n wij hen Fidder.”
Roelie Berends keutelde er als 4-jarig jongetje graag tussendoor. Hij liep zelfs over de naaitafels heen, viel er prompt een keer af en was even bewusteloos.
Willem Ruinemans woonde er schuin tegenover en bedacht met Reinder Bos en nog een paar “kwajongens oet Noord-Slien” andere plannen: sneeuwballen gooien door de schoorsteen!!! Het gekakel van de dames verstomde, het naaiwerk werd neergelegd en……… Mien riep: “Griep ze”.
En zo stoven de naaidames het kletshoek oet. “Tot an Poasbargn toe” herinnert Willem zich. “Wat hew een loop’n doan.
Mien gaf ook lessen in andere dorpen; de cursisten gaven zich op n.a.v. een advertentie in de krant. Mien reed dan met haar particuliere chauffeur Johannes Meyer of Klazinus Gebben naar het plaatselijk cafe. Roelie Berends mocht wel eens mee en vertelde dat ze dan de hele avond zaten te wachten in de auto.
Mien kreeg dikke verkering met Pieter Zwols en toen in 1936 opa Roelof Berends overleed, kwam het huis aan de andere kant van het café vrij. Pieter en Mien trouwden, gingen daar wonen en Pieter bouwde een nieuw atelier achter het huis.
“Het kletshokkie van Noord-Slien” werd een timmermanswerkplaats voor Evert Komduur met zijn knecht Roelof Weuring.
De oorlog kwam en de stoffen werden schaars. “Ik luup in een paarse overal” vertelde Willem Ruinemans. Moeder Zwaantien had net als iedereen 12 katoenen lakens in het kabinet liggen: “veur de oetzet”. Een daarvan werd geverfd in het stookhok. De verf kwam uit Coevorden en was blauw, maar werd paars.
Kippenvoerzakken waren trouwens ook heel geschikt. Reinder Bos liep zo lange tijd rond in een prachtig genaaid hemd met grote letters op de rug: STEEDS AAN DE LEG.
Onderbroeken werden gebreid vertelde een oud-leerling.
Hennie, het nichtje van Roelie Berends kwam graag in het atelier. Ze mocht wel komen, maar niks zeggen!! Ze herinnert zich de grote vrachtwagen die de Poolse bevrijders hadden
volgestopt met gestolen goed uit Duitsland. Ze zetten de vrachtwagen voor de schuur van Ruinemans neer en wachtten de klandizie af.
Zo liep Mien al gauw met een grote grijze rol stof onder de arm richting atelier en ……..….. liep Hennie een week later in een prachtige grijze overgooier.
Jannie Alberts - Hofman was vaste jonge hulp in de huishouding. Als Mien de afwas te hoog had opgestapeld en bijna omkwam in het stof, werd een van de dames gauw ee’m hen Fennechien van Berend Hofman stuurd: “Of Jantje eem kom’n kun”. En Jantje kwam.
Grietje Ubels was de vaste hulpnaaister: “We werkten aan lange tafels met een trapmachine voor Mien en mij en een handmachine voor de cursisten”. Ze schiet in de lach en vertelt verder: “Een van de cursisten naaide eens een mouw in het halsgat.”
’s Middags waren er cursisten en ’s morgens werd er voor anderen genaaid.
“Die lange tafels hadden wij later in het cafe”, vertelde Roelie Berends.
Soms was er ook nog een “schoolreisje” en dan gingen va en moe Ziengs mee en soms ook zusje Albertdien, oftewel “oez zus”. Op de foto naar Delfzijl in 1934, zie je het gezelschap bij de winkel van Dien Bouman. Zij kwam oorspronkelijk uit Noord-Sleen en verkocht o.a. snoep. En na het bezichtigen van de haven ging snoep er wel in.
Toen Evert Komduur zijn eigen huis en werkplaats had gebouwd huurde vader Jan Ziengs het voormalig kletshokkie als opslag voor zakken grasmeel. “Doar hef de brand nog inzeet’n” vertelde Willem Ruinemans, “want het ging broeien”.
Maar uiteindelijk wilde Andries Meyer de grond wel verkopen. Ferdinand Berends deed afstand van de eerste koop en Pieter en Mien kochten de grond om daarop hun eigen bedrijf te bouwen. Dit luidde het einde in van het “kletshokkie van Noord-Slien”. En ook van de lessen van Mien, want Pieter kon haar goed in de zaak gebruiken. Reinder Bos kwam met kruiwagen en schop en spitte koeien en fietsen uit de grond om deze bouwrijp te maken.
Het huis en de werkplaats werd gebouwd en de naaimachine verhuisde weer naar de oude bekende grond, naar een plekje voor het raam in de nieuwe keuken.
Voortaan mochten de 2 dochters genieten en ervaren…………………


Ina loop doar ies hen.
Drei ies rond.
Kom ies hier, je hebt de noad zowat op de rugge ligg’n.
A’k dat zo neerleg, kan’t er net oet.

En met 150 spelden op de boezem spiedde mam naar de kleinste oneffenheden.
De jongste kan het ook heel goed.
De oudste kan er niks van, maar die schreef dit verhaal.

Ina Zwols.
Eerder verschenen in Oes Eigen Streek, december 1999.